De Kern
Holland op z’n smalst
Een lange strook land tussen twee watervlakten. Een droog gebied van slechts zeven kilometer breed: Holland was letterlijk op zijn smalst tussen de Noordzee en het Oer IJ, het latere Wijkermeer. De landstrook vormt de basis van het huidige Midden-Kennemerland en ook de kern van onze doorlopende leerlijn.
Elk van de zes thema’s in de Kern van Kennemerland houdt verband met Holland op z’n smalst. Zo was het gebied groot genoeg om op te wonen en overzichtelijk genoeg om te verdedigen. Vanwege de beperkte breedte besloot men de waterweg van Amsterdam naar zee te graven dwars door de landstrook heen. Rondom het Noordzeekanaal ontstond vervolgens de industrie die tegenwoordig zo kenmerkend is voor de regio.


De kustlijn van Nederland is in de loop van duizenden jaren gevormd door water en wind. Door terugtrekking van de zee kwamen strandwallen, waar bewoning op mogelijk was, droog te liggen. Ook het Oer-IJ, een zijrivier van de Rijn welke hier duizenden jaren geleden stroomde, is bepalend geweest voor de vorming van Midden-Kennemerland. De duinen, de polders, de ligging van Beverwijk, Velsen en Heemskerk, zijn allemaal direct gerelateerd aan de ontwikkeling van het landschap.


Midden-Kennemerland is onderdeel van Kennemerland dat in de Middeleeuwen Kinheim genoemd werd. Het gebied, dat al 3500 jaar bewoond wordt, bestaat uit de gemeentes Beverwijk, Velsen en Heemskerk en staat tegenwoordig bekend als de regio IJmond. De Kennemers zijn IJmonders geworden. Wie zijn deze mensen eigenlijk? Waarom vestigden zij zich hier en wat hebben zij achter gelaten?


Holland op zijn smalst was het smalste deel van Noord-Holland, gelegen tussen het Wijkermeer bij Velsen/Beverwijk en de Noordzee. De afstand van Wijkermeer tot Noordzee bedroeg maar zeven kilometer. Hierdoor was dit gebied makkelijk af te sluiten om invallen van vijanden die vanuit het noorden kwamen te voorkomen. Door de aanleg van het Noordzeekanaal is Holland op zijn smalst verdwenen maar er zijn nog steeds restanten van verdedigingslinies uit verschillende periodes te vinden.


Beverwijk, Velsen en Heemskerk liggen voor 1865 aan het Wijkermeer, onderdeel van het IJmeer. De havens van Velsen en Beverwijk zorgden via het IJ voor een directe waterverbinding met Amsterdam Dit maakte het voor rijke kooplui uit Amsterdam aantrekkelijk om zich hier in tot buitenhuizen verbouwde boerderijen te vestigen. Zij konden in de zomer de drukte en de stank van de stad ontvluchten. Restanten van dit bijzondere verleden zijn onder meer de buitenhuizen Beeckestein, Scheibeek, Watervliet.


Door ondiepten werd Amsterdam via de Zuiderzee (nu het IJsselmeer) moeilijk bereikbaar. Eind 19e eeuw wordt daarom besloten het Noordzeekanaal aan te leggen. Daardoor krijgt de haven van Amsterdam een directe verbinding met de Noordzee. Kanaalgravers graven door Holland op z’n smalst een doorgang naar zee. Het Wijkermeer wordt ingepolderd. Tunnels, de ponten en de sluizen verbinden nu de twee kanten van het Noordzeekanaal.

